As op mijn voorhoofd
van alles dat ik niet geworden ben,
van had ik maar en zelfverwijt,
van wegkijken – ogen dicht –
Jou niet zien, niet willen zien.
Van gesloten handen, om niet te voelen,
Evenzo mijn hart.

Dat het verwaaien zal in de wind
op de adem van Gods genade
Dat vergaan zal, wat de moeite
niet waard was.